EXPLOSIEVE TIJDGEEST ALS VOEDINGSBODEM
Een oorlog waar geen einde aan leek te komen. Tachtig jaar om precies te zijn van 1568 tot 1648. Een vooral religieus gedragen conflict tussen een wereldmacht in het cultureel bloeiende zuidelijke deel van Europa en een eigenzinnig, opstandig volkje ver weg in het koude noordelijk deel van Europa. Voor Spanje een lastige rimpeling waar achteraf nog nauwelijks zichtbaar was hoe alles zo had kunnen lopen, voor Philips II een ver-van-mijn-bed-show. Voor bewoners van dat kouwe kikkerlandje, toen nog grotendeels het grondgebied van het huidige Nederland inclusief België, werd het uiteindelijk een principestrijd op leven en dood.
Tijdens een 12 jaar durend bestand (1609-1621) werd een adempauze ingelast als tijd van bezinning. Het kwaad was echter al geschied en de onderlinge spanningen bij de bevolking van wat later de Republiek zou gaan heten, sterk toegenomen. Nu we ons tijdelijk niet meer op een gezamenlijke vijand, namelijk de Spanjaarden, hoefden te concentreren, kwamen de onderhuidse verschillen in religie en politiek steeds meer aan het licht. Arminianen stonden lijnrecht tegenover Gomaristen, aanhangers van raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt konden steeds moeilijker door één deur met sympathisanten van prins Maurits van Nassau.
In een eerder blog onder de naam VONDEL door factchecking van roerige tijden na 400 jaar ontmaskerd? heb ik dit religieus/politieke conflict wat uitvoeriger de revue laten passeren. 1
De sfeer werd grimmiger en het wantrouwen nam zienderogen toe. In zo’n tijd kijk je steeds meer om je heen of je je nog wel veilig waant en durf je je steeds minder vrij te uiten, omdat je weet dat je vijand nooit slaapt. Deze afnemende vrijheid van meningsuiting leidde enerzijds tot steeds grotere overheidscontrole en anderzijds tot sterk afnemende tolerantie. In zo’n verstikkende atmosfeer komt er een moment dat een auteur zichzelf de vraag stelt of het nog veilig genoeg voor hem is om zijn werk in de openbaarheid te brengen gezien de te verwachten negatieve consequenties. Deze keuze is sterk persoonlijk gekleurd, het scheidt de dapperen van de naïeven.
Het karakter van de literatuur verandert mee met deze tumultueuze tijden. Ook zullen er nieuwe genres ontstaan of worden afgestoft in zo’n gespannen tijdsgeest. Zo ontstonden er steeds meer kritische gedichten die misstanden aan de kaak stelden, het genre van de hekeldichten werd weer nadrukkelijk uit de kast gehaald. Een eeuw eerder immers was het boek Lof der Zotheid door Desiderius Erasmus mogelijk het oudste voorbeeld, al gaat het hierbij vooral om een grappige, speelse, intellectuele ‘aan-de-kaak-stelling’ van groepen mensen. De hekeldichten waar ik me hierop richt uit het eerste kwart van de 17e eeuw zijn veel agressiever, veel meer op de man gespeeld. Even over het begrip zelf. ‘Een satire of hekeldicht is een kunstvorm waarbij vaak op humoristische wijze maatschappijkritiek of kritiek op personen wordt gegeven.’ 2
De uitdrukking ‘iemand over de hekel halen’ of ‘iemand hekelen’ is van hekel afgeleid. Het betekent iemand kwetsen of scherp beoordelen. Een hekel is een stuk gereedschap dat gebruikt werd in de touwslagerij. Met de hekel worden de vezels van planten als vlas en hennep tot een lange gladde bundel gevormd.
In de Nederlandse Literatuur verbinden we aan het begrip hekeldicht vooral de naam van JOOST VAN DEN VONDEL die in de jaren 1620 – 1630 dit genre tot bloei bracht. In het 4e blog van deze serie kom ik hier uitgebreid op terug.
Onbekender, maar welbeschouwd zijn voorloper, was REINIER TELLE. In het vervolg wil ik deze anonieme dichter uit de schaduw halen en hem een plaatsje gunnen in de schijnwerpers. Tevens wil ik de hieraan verwante problematiek van wie-is-wie in de 17e eeuw verder uitdiepen en een soliede basis geven.
GEDURFDE HEKELAAR OF VROEGE ACTIVIST VAN DE VRIJE MENINGSUITING?
Voor het begin moeten we op Zeeuwse bodem zijn en in tijd al geruime tijd voor Bredero’s geboorte. In 1558 of 1559 wordt Reinier Telle in Zierikzee geboren (later neemt hij een gebruik uit universitaire kringen over om zijn naam te latiniseren tot Regnerus Vitellius). Voor de biografische gegevens vertrouw ik volledig op enkele buitengewoon complete artikelen over deze dichter. 3
In Bredero’s geboortejaar 1585 schrijft hij zich in aan de Leidse Universiteit om vervolgens in navolging van Hoofts Grand Tour een uitgebreide rondreis door Europa (Frankrijk, Italië en Duitsland) te maken.
Hij is geruime tijd rector aan de Latijnse school in Zierikzee (vanaf 1604), maar besluit in 1609 naar Amsterdam te verhuizen.
Inmiddels ontpopt hij zich als vertaler, pamflettist en dichter. Zijn naam is bijvoorbeeld verbonden aan een vertaling van werk van Francesco Guicciardini Storia d’Italia en hij schreef veel aardrijkskundige studies, o.a. de tekst van het Nieuw Nederlandsch Caertboek (1616). Toentertijd waren deze wat de tomtom van nu is, economisch interessante en aan voortdurende vernieuwing onderhavige informatiebronnen.
Oudste herinnering als dichter treffen we aan in het vriendenboek van een van zijn leerlingen Adriaan Hofferius.
Pikant detail: ook Hendrik Slatius 4 heeft een bladzijde in dit boekje gemaakt.
Dat hij zich in Amsterdam goed thuis voelde, blijkt uit een gedichtje van Telle (zie links) :
Wat zie ick, die nu koom van Haerlem moe en mat,So dicht bij Amsterdam doch voor een nieuwe stadt’t hooft beuren in de locht? Wat poorten, wallen, huysen,Wat grachten diep en wijdt, wat bruggen en wat sluisenVertonen zich hoe langs hoe klaerder voor mijn oog? |
Veel eeuwen moet ghy zijn de toevlucht ende borchtVan ’t Christenvolck bedruckt dat voor vervolging zorcht,En daerom spoedig vliedt uyt zulcke strenghe landenDaer menich simpel mensch moet hangen ofte brandenOm doling int geloof en daerom zich begeeftVast onder uwen scherm. Wiens hoofden zo beleeft,Zo wijs zijn en zo kloeck, zo goet en zo bescheyden,Dat zij noch Turck noch Jood noch Sarazijn noch Heyden,Veel minder iemandt die Christ voor sijn Heylandt kent,’t zij dat hij zich tot d’een of d’ander kercke wendt,Oft onghebonden blijft, en perssen noch en quellen. |
Maar hij heeft wel oog voor het religieuze klimaat in de stad (zie rechts):
Dus tolerante bestuurders tegenover andersdenkenden. Let op: het gaat om stadsbestuurders en nadrukkelijk niet om kopstukken bij de Calvinistische predikanten. Hier lijkt hij te wijzen op zijn eigen status t.o.v. religieuze zaken: ‘ongebonden’. In de artikelen valt het begrip Libertijn. Dit is vaak geïnterpreteerd als halve of hele vrijdenker, terwijl het meer als scheldwoord was bedoeld. Men hintte dan op sekten met extreme opvattingen, als die van Hendrik Niclaes (Huis der Liefde). Een alternatieve term zou dan spiritualist zijn om verwantschap met onder meer Renaissancistische geleerden als Ficino en Pico della Mirandola uit te drukken. Of dichter bij huis de filosoof Coornhert of de dichter Spiegel en staatslieden als Oldenbarneveld en C.P. Hooft (vader van en burgemeester van Amsterdam). 5
Telles professionele bezigheden stonden in nauwe relatie tot boekhandelaren en uitgevers, in Amsterdam inmiddels een internationaal bedrijf uitgegroeid, met als voertaal Latijn. Willem Jansz alias Blaeu was de grondlegger van een wereldberoemd bedrijf, gespecialiseerd op geografisch gebied. Denk daarbij aan de uitgave van de Atlas maior, de duurste atlas ter wereld.
In 1612 verscheen er een Latijnse vertaling (door Telle) van de reis van Henry Hudson, waarbij Hessel Gerritsz. de kaartenmaker was. 6 Ja, juist, deze man is de maker van het enige portret wat we van Gerbrandt Adriaensz. Bredero kennen:
De wereld is klein, zeker in het Amsterdam rond 1610.
Rond 1612 is er sprake van een artistieke samenwerking tussen Telle en Bredero bij een Nederlandse vertaling van de Histoires Tragiques op initiatief van uitgever Van der Plasse.
A. Keersmaeckers 7 heeft deze vertalingsactiviteit uitvoerig besproken. Hij constateert in de samenvatting:
‘Onder die titel had eerst Boaistuau, nadien Belleforest novellen van de Italiaan Bandello bewerkt; de reeks groeide uit tot zeven delen, […] De Nederlandse vertaling was nog in de zestiende eeuw aangevat door Merten Everaerts. In de zeventiende eeuw werd ze voortgezet door Isaac de Bert en Reinier Telle. Deze laatste vertaalde de delen IV, VI en VII. Daarvoor bewerkte Bredero een reeks van gedichten, waarvan hem een prozavertaling door Telle was bezorgd. Daar de oudste druk van deze delen, wellicht samen met de andere door Vander Plasse uitgegeven, niet bewaard bleef, is het onzeker in welk jaar de verschillende delen verschenen: 1613 tot ca. 1615 is een aannemelijke datering.’
We beschikken nu dus over een vertaling onder de naam Tragische Historiën, waarin naast een aanzienlijk prozadeel ook een poëziedeel is te onderscheiden. Respectievelijk Reinier Telle en G.A. Bredero worden gezien als de auteurs.
Blijft deze auteursidentificatie in stand als we uit deze vertaling de twee delen, proza en poëzie, gescheiden toetsen met het overige repertoire van enerzijds Telle en anderzijds Bredero?
Het resultaat van de test laat aan duidelijkheid niets te wensen over:
Reinier Telle is de auteur van het prozadeel; Gerbrandt Bredero de auteur van het poëziedeel.
PAMFLETTEN EN HEKELDICHTEN, EEN TIJDLIJN VAN EEN PENNENSTRIJD
Hoe verzeilde Reinier Telle nu in de hekeldichten en pamfletten?
In 1610 was Conrad Vorstius, hoogleraar uit Steinfurt, benoemd als opvolger van Arminius aan de Universiteit van Leiden. Al voor de aanvaarding een feit was, protesteerde men van Calvinistische kant: ‘vreemde en monstrueuse doctor’ en ‘ketterse kop vol wanschapen muizennesten’.
Vorstius verweerde zich met de Parasceve, 8 Dit werkje werd door Telle in het Nederlands vertaald onder zijn volledige naam. Uitgever was: Willem Jansz. (weer Blaeu dus), van huis uit doopsgezind met sympathie voor de Remonstranten. Daarmee was het kringetje rond.
Vanaf 1615 ontspon zich een strijd op papier, waarbij geschriften soms wel en soms niet van auteursnaam werden voorzien.
Hier in het kort een reconstructie met Reinier Telle in de hoofdrol.
Voor diegenen die zo’n geschrift in de originele versie willen bekijken, heb ik steeds een link opgenomen.
Voor een uitgebreide beschrijving van de inhoud van deze werken verwijs ik naar het artikel van Knuttel 9 of voor de loop van de historische gebeurtenissen naar het artikel van De la Fontaine Verwey. 10
Van rond 1615 tot en met 1618 veranderde de toon van verzoenend naar steeds bijtender en verwijtender, het werd dus allengs agressiever.
TIJDLIJN VAN WERKEN REINIER TELLE
Door het werk aan te klikken, komt u terecht op een pagina waarop alle werken zijn opgenomen als Word-versie.
Door de link onder het werk aan te klikken, komt u terecht op een pagina waarop alle werken zijn opgenomen in de oorspronkelijke 17e eeuwse versie.
1. 1615 ?? Vrede-Sangh 11door een onbekende auteur. 12
NAAR 1615 ?? VREDE-SANGH ORIGINELE TEKST
2. 1615 A. S. Consideratien , 13 het voorgaande werk, ‘door Eenen onghenoemden Autheur’ waarbij achter elke strofe een reactie stond van een zekere A.S.
NAAR 1615 A. S. CONSIDERATIEN ORIGINELE TEKST
3. 1615 REYNIER TELLE Spongie,14 ‘Tot Af-wasschinghe van de vlecken Reynier Telle, onlangs aen-ghewreven bij A.S. in sijn Schrift ghenaemt Consideratien…’ door Reynier Telle
NAAR 1615 REYNIER TELLE SPONGIE ORIGINELE TEKST
4. 1616 ?? Tafereel 15 door een onbekende auteur.
NAAR 1616 ?? TAFEREEL ORIGINELE TEKST
5. 1616 ?? Drye Hoofden in eene kapproen 16 door een onbekende auteur.
NAAR 1616 ?? DRYE HOOFDEN IN EENE KAPPROEN ORIGINELE TEKST
6. 1617 ?? Gal-braecke 17, op titelblad geen auteur. Gedicht wel ondertekend met R.T Lijdt en hoopt.
NAAR 1617 ?? GAL-BRAECKE ORIGINELE TEKST
7. 1617 REYNIER TELLE Tweede Vrede-sang 18, ditmaal onder zijn eigen naam.
NAAR 1617 REINIER TELLE TWEEDE VREDE-SANG ORIGINELE TEKST
8. 1618 ?? Der Contraremonstranten Kerf-stock19, ‘Door een Lief-hebber van de vrye Waerheyt.’
NAAR 1618 ?? DER CONTRAREMONSTRANTEN KERF-STOCK ORIGINELE TEKST
9. 1619 ?? Retortie ofte Wedersteeck,20 ‘door een Liefhebber der waere Christelijcke Vrijheyt’.
NAAR 1619 ?? RETORTIE OFTE WEDERSTEECK ORIGINELE TEKST
10. 1619 R. T. Weeklacht der Hollantsche Maegt 21, op het titelblad komen de initialen R.T. voor.
NAAR 1619 R.T. WEEKLACHT DER HOLLANTSCHE MAEGT ORIGINELE TEKST
11. 1658 R. Tel. Liedeken van den Hollandtschen Tuyn 22, in het register toegeschreven aan R. Tel.
NAAR 1658 R. Tel LIEDEKEN VAN DEN HOLLANDTSCHEN TUYN TEKST
In deze tijdlijn moet het tijdstip van overlijden van Reinier Telle nog worden opgenomen. Algemeen gaat men uit van de sterfdag in april 1618. Daarmee zijn de nummers 9 t/m 11 dus na zijn dood verschenen.
In een pamflet uit 1618 23 vertelt de schrijver dat Telle bij Pieter Arentsz in de Nieuwstraat te Amsterdam woonde en op zekere avond bezig was met de correctie van een
‘pasquil oft duvels gheschrift… de druckers jonge, vertrocken zijnde, om over een uyr te komen, om voort te over sien. Den jongen weder boven comende met den man van den huyse (Pieter Arentsz) … bevonden desen voorsz. Reynier Tel after over leggen, eenen seer haestighen doot gestorven zijnde. Ick hebbe gebuerluyden doen vragen hoe ende in wat manieren dat desen Tel so haest aen zijn endt ghecomen was, eenige seyden dat hem den bosen’
In de TIJDLIJN werd al duidelijk dat de werken soms geen auteur kennen, of dat er vage omschrijvingen werden gebruikt als ‘door eenen onghenoemden Autheur’, ‘Ghestelt in dichte by een Zeeuw’, enz.
Als je bedenkt hoe gevaarlijk deze tijd was voor een auteur om zijn naam op de kaft van zo’n pamflet te zetten, is het begrijpelijk dat velen ervoor kozen de auteursnaam maar weg te laten. Het gebeurde ook dat in een latere druk de naam wel op het titelblad verscheen omdat de identiteit van de dichter inmiddels algemeen bekend was. Vergelijk bijvoorbeeld de eerste druk van Vrede-Sangh uit 1615 met de druk uit 1617, waarbij A. Snijders in zijn Consideratien Telles naam inmiddels had onthuld.
REINIER TELLE ALS DE ECHTE AUTEUR GEÏDENTIFICEERD
In de tot nu toe besproken artikelen zijn er suggesties voor het vermoedelijke auteurschap gedaan, in meer of mindere mate onderbouwd.
Inmiddels beschikken we over betere mogelijkheden om tot een juiste identificatie te komen en daarmee vermoedens al dan niet te bevestigen of te ontkennen.
De identificatiemethode die ik hierbij gebruik is gebaseerd op het programma DeltaCalc 2019 Worksheet. Deze aanpak is in door mij geperfectioneerd en uitgebreid besproken en getest in mijn publicatie BREDERO stylometrische auteursherkenning (2020) 24
De werkwijze om tot een correcte auteurstoewijzing te komen wordt hierin stap voor stap toegelicht en een verwijzing naar een ander deel van deze website lijkt me hier te volstaan.
De werken, al dan niet van Reinier Telle, wil ik objectief voorzien van de juiste auteur.
De eerste vraag: zijn de coupletten in Consideratien inderdaad van twee verschillende auteurs, waarvan de niet-A.S.-coupletten van Reinier Telle zijn?
Het resultaat van de test laat de
volgende uitslag zien:
Uitgangspunt bij deze test waren twee onbetwiste Reinier-Telle-datasets, n.l. Tweede-Vrede-Sangh (nummer 3) en Spongie (nummer 7).
De uitslag is helder: Er zijn Reinier Telle-coupletten en A.S.-coupletten en deze hebben een verschillende auteur.
Vervolgstap is nu de tweede vraag: zijn de werken in de tijdlijn (nummer 1 t/m 9) met onbekende auteur wel of niet van Reinier Telle, als je ze vergelijkt met bovenstaande basiswerken (3 en 7) en het Telle-deel Consideratien (nummer 2)?
De testuitslag is duidelijkheid: Reinier Telle blijkt de auteur van resp. de Kerfstock, de Gal-braecke, de Drye hoofden in eenen kapproen en het Liedeken van de Hollandtsche tuyn.
Gerechtigheid na al die jaren in betrekkelijke anonimiteit. We weten nu dat deze pamfletten op de Consideratien na door Reinier Telle in de periode van 1615 t/m 1618 zijn geschreven, waarmee hij de weg bereidde voor Joost van den Vondel die zijn hekeldichten schreef tussen 1620 en 1630.
DE KERF-STOCK: EEN ULTIEME AFREKENING VLAK VOOR ZIJN DOOD
Een van Telle’s pamfletten wil ik er hier uitlichten en inhoudelijk wat nader toelichten.25
In 60 coupletten hekelt Telle onder meer het heikele vraagstuk van de predestinatie dat tot veel consternatie en onderling gekibbel had geleid tussen de verschillende stromingen in de Calvinistische gemeenschap. Voor de mensen van toen waren de erin op de hak genomen actuele gebeurtenissen duidelijk herkenbaar verwoord, zo noemt hij Drielenburch bijvoorbeeld ‘Paus van alle sotten’ en vermeldt zijn ‘loghen-sacken‘ en ‘laster-almanacken‘. De controversiële dominee Smout, die later zelfs de stad wordt uitgejaagd moet het ontgelden en de volksoproer rond het huis van Rem Bisschops (een broer van de protestantse theoloog/hoogleraar van remonstrantse richting Episcopius) blijft niet onbesproken. Over Smout kom ik bij Vondel zeker nog te spreken. Brandt 26 omschreef dit pamflet later als een ‘vermaerdt schempschrift‘. Het is duidelijk dat deze als Libertijns omschreven dichter die aanvankelijk alles in het werk stelde om tot onderlinge verzoening te komen door de hele pennenstrijd verbitterd is geraakt, zodat hij in het laatste couplet moegestreden verzuchtte:
‘Adieu dan o ghy Roomsche schaer,
Wij sullen uwe schoenen
Noch liever trecken aen voorwaer,
En ons met u versoenen,’
We moeten hierbij voor ogen houden dat de scherpste hekeldichten nog moesten komen, maar daarvoor moeten we bij Vondel zijn.
GALERIE MET ALLE TITELBLADEN
5w-1616 Drye Hoofden in eene kapproen4w-1616 Tafereel
10w-1619 R.T. Weeklacht der Hollantsche Maegt
9w-1619 Retortie ofte Wedersteeck
8w-1618 Der Contraremonstranten Kerf-stock
7w-1617 TELLE Tweede Vrede-Sang6w-1617 R.T. Gal-braecke
https://geraves.nl/wp-content/uploads/2021/05/
9w-1619-Retortie-ofte-Wedersteeck.docx
https://geraves.nl/wp-content/uploads/2021/05/
10w-1619-R.T.-Weeklacht-der-Hollantsche-Maegt.docx
https://geraves.nl/wp-content/uploads/2021/05/
https://geraves.nl/wp-content/uploads/2021/05/
3w-1615-TELLE-Spongie.docx
https://geraves.nl/wp-content/uploads/2021/05/
8w-1618-Der-Contraremonstranten-Kerf-stock.docx
https://geraves.nl/wp-content/uploads/2021/05/
7w-1617-TELLE-Tweede-Vrede-Sang.docx
https://geraves.nl/wp-content/uploads/2021/05/
6w-1617-R.T.-Gal-braecke.docx
11w-1658 R. TEL Liedeken van de Hollandtshen Tuyn