VONDEL door factchecking van roerige tijden na 400 jaar ontmaskerd?

Na de bestorming van het Capitool in Washington op 6 januari 2021, ervaren als een regelrechte aanval op de democratie, overheerste in de reacties de mening dat iets dergelijks in Nederland ondenkbaar zou zijn. We zijn er collectief verontwaardigd over, maar gaan al snel weer over tot de orde van de dag. Helaas moeten we daarbij constateren dat ons historisch besef nogal wat te wensen over laat. Ik breng slechts in herinnering de moord op Pim Fortuyn van nog niet al te lang geleden. Een klein land stond lange tijd op zijn achterste benen, dit zou nooit meer kunnen en mogen gebeuren. Maar we vergeten snel. Weet u nog wat er in 1584 gebeurde? Juist ja, de ‘Vader des Vaderlands’ Willem van Oranje werd in Delft vermoord door een huurmoordenaar. Of enkele tientallen jaren daarna de politieke moord op Johan van Oldenbarnevelt in 1619 en in reactie hierop de mislukte moordaanslag op een lid van het huis Oranje: namelijk Prins Maurits in 1623. Toegegeven: er was nog geen sprake van een democratie in de moderne zin van het woord, maar jaren later in 1648 ontstond met de Vrede van Munster de republiek waar uiteindelijk ons land met zijn democratische beginselen uit is ontstaan. Met de gruwelijke dubbele moord op de gebroeders Johan en Cornelis de Witt in 1672 trilde ons bestaan ook even op zijn grondvesten.

Dat er achter deze betrekkelijk eenvoudige historische feiten een wereld van spannende verhalen schuilgaat, die de moeite van het reconstrueren meer dan waard is, al is het maar om ons geheugen wat bij de les te houden, wil ik in dit artikel illustreren. Naast het memoreren van de verhalen wil ik ook een methode introduceren om een historisch feit na al die jaren op zijn feitelijkheid te testen, factchecken zouden we dat tegenwoordig noemen.

VONDEL EN HET MOORTPASQUIL

Mijn verhaal begint bij de belangrijkste dichter die ons land heeft voortgebracht JOOST VAN DEN VONDEL.

Vondel heeft een zeer uitgebreid repertoire aan gedichten en toneelstukken geschreven. In een uitgave van zijn verzamelde hekeldichten 1 komt als 8ste gedichtje een nogal raadselachtig gedichtje voor:

Op een Moortpasquil,2
By een ander gedicht, en moetwilligh op mijnen naem gedrukt.
Men durf op mijnen naem uit haet in druk uitgeven,
Dat ik Mauritius beroven wil van ’t leven,
Ten dienst des Bataviers , om d’eere van een beelt.
‘k Vergeef de schult den Haet, die my dit heeft gespeelt.

De toentertijd (rond 1623) al zeer beroemde dichter Vondel valselijk beschuldigd betrokken te zijn bij een moordaanslag op het leven van stadhouder Maurits uit het geslacht van de Oranjes? En er zou ook bewijs van bestaan in de vorm van een gedrukt gedicht dat expres onder Vondels naam zou zijn uitgegeven om zijn goede naam te beschadigen?? Dat moet toch je nieuwsgierigheid opwekken, want hoe zat dat nu echt? Was Vondel betrokken bij een verijdelde moordaanslag op Prins Maurits? Is er sprake van een echt gedicht onder de naam ‘Moortpasquil’, waarin deze aanslag wordt aangekondigd en heeft Vondel dat gedicht geschreven?

MOORDAANSLAG OP PRINS MAURITS

Het verhaal van de mislukte moordaanslag op Prins Maurits in 1623 is uitvoerig en uiterst gedegen beschreven door de historicus C. Kroon.3

Hij begint zijn artikel met de tegenstelling tussen Arminianus en Gomarus:

‘In Nederland was een godsdienststrijd ontstaan tussen twee hoogleraren, Jacobus Arminius en Franciscus Gomarus en hun aanhangers. Arminius was een zeergeleerd man en ‘aangenaam in de omgang’ en was gematigd (rekkelijk) in zijn opvattingen, voorstander van vrijheid van onderzoek en een persoonlijk geloofsleven. Zijn tegenstander Gomarus daarentegen was, als calvinist, ‘rechtzinnig’ en beschouwde de Belijdenis als dogma.’

Arminianus
Gomarus

Op 14 januari 1610 kreeg deze tegenstelling ook een politieke lading. Aanhangers van de gematigde Arminianus dienden toen een ‘Remonstrantie’ (een verzoekschrift = een pleidooi voor meer tolerantie) in bij de Staten van Holland. Deze ‘Remonstrantie’ was opgesteld door de Waalse predikant Uitenboogaart en werd aan de Staten van Holland voorgelegd door raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt.

Het antwoord van Gomarus was een ‘Contraremonstrantie’ (tegenverzoek). Daarmee was de tegenstelling binnen de geloofsgemeenschap een feit: Aan de ene kant de Arminianen/remonstranten of rekkelijken; aan de andere kant de Gomaristen/contraremonstranten of preciezen

Tijdens het Twaalfjarig Bestand was Raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt aanhanger van de gematigde Arminianen en streefde naar vrede; stadhouder Maurits van Oranje was voorstander van de strenge bestaande regels van Gomarus, en hij wilde de 80-jarige oorlog zo snel mogelijk hervatten.

In 1619 werd de Dortse Synode gehouden waarbij de contraremonstranten de macht kregen.

Gevolg: wie niet rechtzinnig was moest worden omgebracht.

Van Oldenbarnevelt werd beschuldigd van landverraad en op 13 mei 1619 in Den Haag onthoofd.

Prins Maurits, zijn politieke tegenstander, werd door velen gezien als de grootste boosdoener.

Prins Maurits en Johan van Oldenbarnevelt

Familieleden van Oldenbarnevelt wilden wraak voor deze politieke moord, terwijl het hele land verscheurd werd door deze religieuze/politieke tegenstelling.

De zonen van Johan van Oldenbarnevelt, Reinier en Willem, besloten met behulp van anderen prins Maurits te liquideren.

In een pamflet van de ‘Hove van Holland’, dat in 1623 in ’s-Gravenhage was verschenen, staat dat David Coorenwinder had geschreven:

‘dat de saecke onder de huisluiden tot Haserswoude en daer omtrent in de voorz. Jar 1621 soo verre waren gebracht datter drie of vier hondert binnen Leyden ofte daer voorgekomen souden hebben (…) beduchte dattet selve soude kommen tot kennisse van de Magistraet’.

 Kortom, bij het complot waren onder meer betrokken:

Adriaan van Dijk, David Coornwinder, Adriaan van der Dussen, Hendrik Slatius, Cornelis van Woerden, Corstiaan van Alphen, Jan Schouten

De bedoeling was om ‘Maurits te laten doodschieten door huurmoordenaars op zijn dagelijkse rit van Den Haag naar Rijswijk’ want daar had hij een maîtresse zitten, Machteld van Mechelen.

Kosten van de aanslag: 6.000 gulden voor de huurmoordenaars.

Gezicht op Rijswijk. Op de voorgrond de stallen van Maurits.
Rijswijk: Uitspanning Witsenburg.

Het plan werd beraamd in herberg Witsenburg in Rijswijk waar ook de matrozen werden geronseld voor de aanslag. Algemeen was bekend dat Maurits elke dag om 3 uur ’s middags zijn geliefde kwam bezoeken. Het liep mis omdat te veel mensen op de hoogte waren en ze hun mond voorbijpraatten.

Een aantal huurmoordenaars en bedenkers van het complot werden berecht, zoals Reinier van Oldenbarnevelt, David Coornwinder en Jacob Bontebal.

HET TURBULENTE LEVEN VAN EEN DOMINEE

Dominee HENDRIK SLATIUS, een remonstrants predikant te Bleiswijk, wist te ontsnappen. Een uitgebreide levensbeschrijving op een website van de protestantse gemeente in Herveld 4 schenkt ons een inkijkje in het turbulente leven van deze aanslagpleger.

Hendrik Slatius, hier met boeien om, afgebeeld op een prent van Claes Jansz. Visscher uit 1623.

Geboren in Oosterland in Zeeland (1585) tekende hij al in 1606 een contract bij de VOC waarbij zijn studie theologie aan de universiteit van Leiden door deze handelsmaatschappij werd betaald met de bedoeling dat hij naar Nederlands-Indië zou vertrekken. Het feit dat hij een uiterst fanatiek aanhanger was van Arminius brak hem op. Hij werd voor de keuze gesteld: conformeren aan de ideeën van Gomarus of afzien van uitzending. Het werd het laatste.

Toen werd hij uiteindelijk maar predikant waarbij hij het remonstrantse geluid luid en duidelijk liet horen.

Na de Synode van Dordrecht werd hij uit zijn ambt gezet. Vervolgens vluchtte hij naar Antwerpen. Twee karaktertrekken typeerden hem: hij wist met bijna iedereen ruzie te krijgen en hij had een chronisch gebrek aan geld en zodoende bij voortduring de schuldeisers aan de deur.

De ‘moord op Oldenbarnevelt’ deed hem besluiten zich bij het complot aan te sluiten: hij zorgde in 1623 voor de wapens die bij de aanslag gebruikt zouden worden.

Het complot kwam uit. Slatius vluchtte, vermomd in boerenkleding, via Amsterdam, Leeuwarden, Groningen naar Drenthe. In een herberg in Rolde ging het mis, doordat hij argwaan wekte door een volle kan bier onaangeroerd te laten staan, terwijl hij zijn vertering wel had afgerekend. Hij gaf een valse naam op en men vond een grote som geld in een stuk brood verstopt. De soldaten volgden hem en wisten hem te arresteren om zo het losgeld van vierduizend gulden te kunnen innen.

Hij werd naar Den Haag gebracht. Hij probeerde nog aan het schavot te ontkomen door de remonstrantse leer af te zweren door het schrijven van zijn ‘Klaar Vertoogh’.

Hoe fanatiek hij was blijkt wel uit het feit dat hij in het geheim een herroeping van dit ‘Klaar Vertoogh’ schreef en dit verborg in de holte van een pennenveer. Voor het afscheid van zijn vrouw verborg hij dit in zijn mond. Tijdens de afscheidskus bracht hij dit voorwerp van zijn mond in de hare over. Zo kon zijn vrouw het wegsmokkelen en nog diezelfde dag in druk uitbrengen.

Op 5 mei 1623 vond de onthoofding plaats. Buiten de poorten van Den Haag werd zijn lijk op een rad gelegd en zijn hoofd op een staak gezet. Zijn vrouw en enkele vrienden haalden de resten van het rad en begroeven die in het geheim nabij de Geestbrug in Rijswijk. Een ploegende boer ontdekte al na vier dagen de kist en de stoffelijke resten werden weer op het rad gezet. Maar weer wist zijn vrouw de resten te roven en per schuit naar Warmond te vervoeren, waar ze in een boomgaard werden begraven. Ze zijn er niet meer gevonden.

De prent illustreert de laatste lijdensweg van Hendrik Slatius.

VONDEL OF SLATIUS?

Waarom zoveel aandacht voor deze opstandige dominee uit het remonstrantse kamp die ook de nodige gedichten, vooral hekeldichten, op zijn naam had?

Om dit laatste gaat het. Hierbij keren we terug naar het versje bij Vondel onder de titel ‘Op een Moortpasquil’. Daar waren we immers naar op zoek. In 1933 werd dit raadsel opgelost.

De eer van het opsporen van dit Moortpasquil komt volledig toe aan Prof. Dr. J. Wille 5 die in twee artikelen in het tijdschrift Vondelkroniek 6 zijn vondst openbaarde.

In de Samenvatting staat: ‘Het Moortpasquil komt als gesprek tusschen Brutus en Hollandt het eerst voor in een verzamel-pamfletje van 1620, vrijwel zeker gedrukt te Antwerpen, bij den gewonen drukker der Remonstrantsche Societeit, door toedoen van Slatius, die de verzamelaar, en te oordeelen naar bedoelingen en bewoordingen zeer waarschijnlijk ook de dichter van Brutus en Hollandt, zal zijn.

Het pamflet bleef lang onbekend buiten de Remonstrantsche kringen. Alleen Frederik de Vrij kent den titel in 1620 reeds; […] Bespreking […] het eerst bij Trigland in 1623, na den aanslag op Maurits, en dan weer bij Baudartius, in 1625. […] daarna, vermoedelijk door een [navolger] gedrukt […] en toen met den naam of een aanduiding van Vondel verbonden.’

Volgens Wille is Hendrik Slatius waarschijnlijk de dichter van dit Moortpasquil.

Graag zouden we dit feit objectief willen vaststellen door de tekst van dit Moortpasquil te vergelijken met andere teksten van Hendrik Slatius en van Joost van den Vondel.

Met behulp van de door mij ontwikkelde methode van stylometrische auteursherkenning 7  ben ik erin geslaagd een schrijver van een tekst uit de 17e eeuw waarvan de auteur niet bekend is te koppelen aan het gekende werk van een wel bekende auteur door vergelijking van deze teksten.

In een publicatie 7 ‘BREDERO stylometrische auteursherkenning’ (12 mei 2020) op de website BREDERO IN BEELD heb ik deze aanpak zeer uitvoerig theoretisch onderbouwd.

In dit geval zou een vergelijking van het Moortpasquil met enerzijds werk van Vondel en anderzijds werk van Slatius ons meer duidelijkheid moeten verschaffen over de schrijver van de tekst.

Bij het werk van Vondel heb ik gekozen voor alle gedichten uit zijn Hekeldichten8 die zijn geschreven in de periode waarin de dichter zich nadrukkelijk kritisch uitliet over maatschappelijke en politieke gebeurtenissen, ruwweg van 1620-1631.

Voor het werk van Slatius heb ik gebruik gemaakt van een viertal gedichten (nrs. 214 t/m 217) uit ‘Het Geuzenliedboek’ 9  die op naam van deze dominee-dichter staan.

Nadat het Delta Calculation Worksheet 2019 10 zijn werk heeft gedaan ziet het resultaat er als volgt uit:

Vondel wordt hier als meest aannemelijke auteur van het Moortpasquil herkend in vergelijking met alle gedichten uit de Hekeldichten, terwijl de 4 andere Slatius-gedichten niet binnen dit werk vallen 11

De invloed van Vondel reikte hoogstwaarschijnlijk verder dan we tot dusver aan hebben genomen en de verontwaardiging van Vondel in zijn gedichtje ‘Op een Moortpasquil’ was mogelijk meer ‘voor de bühne’ en gericht op behoud van zijn eigen hachje in de roerige tijden na de moord op Oldenbarnevelt.

Een controle waarbij niet alleen het werk van Vondel als primaire tekst wordt aangeboden, maar een breder scala aan werken 12 van onder meer Gerbrandt Adriaensz. Bredero, Samuel Coster, P.C. Hooft, W.D.  Hooft, Jan Jansz. Starter, Matthijs van Velden, A Pietersz. Craen, Jacob Jansz. Colevelt, Jan Robbertsz., Hendrik Daniels Slatius en Joost van den Vondel in de test zijn betrokken, levert het volgende resultaat:

In deze test staat de vraag centraal of het Moordpasquil door één van de genoemde auteurs geschreven kan zijn. Dus de primaire werken zijn een doorsnede van het werk van deze auteurs, terwijl het secundaire werk steeds het Moordpasquil is.

De onderzoeksvraag: Is dit werk door achtereenvolgens Bredero, Coster, P.C. Hooft, W.D. Hooft, Starter, Van Velden, Craen, Colevelt, Robbertsz, Slatius of Vondel geschreven? Alleen Vondel levert een correct resultaat op.

Dit resultaat toont aan dat ook hier Vondel als de meest waarschijnlijke auteur van het Moortpasquil wordt gezien.

BIJLAGEN

BIJLAGE 1: VERGELEKEN WERKEN IN HET DELTA CALCULATION WORKSHEET.

BIJLAGE 2: BIJ DE TEST GEBRUIKTE PRIMAIRE WERKEN.