BLOG 5: JAN JANSZ. STARTER: rusteloos poëtisch avonturier

EEN BEWOGEN LEVEN IN EEN ROERIGE TIJD

Het leven van deze dichter uit de zeventiende eeuw is voornamelijk in nevelen gehuld. En dat is jammer, want uit de spaarzame gegevens die we wel tot onze beschikking hebben laat zich reconstrueren dat het zeker niet om een doorsnee leven gaat van een jongeman uit deze turbulente periode in de literatuurgeschiedenis. Ik wil ik in deze blog proberen de weinige gegevens die er zijn, toch zó te presenteren dat er voor ons een beeld van Jan Jansz. Starter opdoemt dat verder reikt dan tot nu toe het geval was.

Verder zal de toetsing van de auteursidentificatie Starter’s oeuvre tegen het licht houden en dan vooral zijn aandeel in de voltooiing van Bredero’s Angeniet (1623) en zijn bruiloftsgedichten en – liederen vergeleken met die van zijn vriend Gerbrandt.

Aan M.M. Kleerkooper komt zonder twijfel de eer toe veel biografische gegevens met degelijk bewijsmateriaal in de vorm van aktes en andere schriftelijke bronnen te hebben gepubliceerd in zijn artikel Starters laatste levensjaren (†1627 of ’28)’ 1.

Maar waarom deze aandacht voor een huidige stand van zaken rond Starter?

Allereerst omdat zijn rol in de letterkunde onderbelicht is gebleven en hij meer credits verdient dan hij heeft gekregen. Het oordeel is in het verleden te sterk bekeken door een gekleurde bril, waarbij het moreel onwenselijke van zijn levenshouding de boventoon voerde (lees: calvinistisch verwerpelijk) en niet het objectief literaire oordeel leidend was.

Verder lijkt Starter in een aantal facetten sterk op Bredero. Te denken valt aan zijn korte leven, waarbij de dood wat mysterieus is gebleven, de kracht van zijn dichterschap dat zich concentreerde rond de bruiloftsdichten, zijn kluchten en ingevoegde kluchtige intermezzo’s in serieuzer romantische werken die ook van vergelijkbare Spaanse bronnen stammen en een levenswijze die als nogal lichtzinnig werd omschreven.

Jacob Duym ‘Spiegelboeck’ (1600)

Met betrekking tot de kluchtige intermezzo’s (ook wel minderemanstonelen genoemd) staat Starter in een traditie die begon met Jacob Duym rond 1600 in zijn Spiegelboeck, vervolmaakt door Gerbrandt Adriaensz. Bredero en dus voortgezet door Jan Jansz. Starter.

Het zal dan ook niet echt toevallig zijn dat de uitgever van Bredero’s werk Van der Plasse Jan Jansz. Starter benaderd heeft om het onvoltooid gebleven werk van Bredero Angeniet in 1623 af te ronden. Of deze ‘jongere uitgave van Bredero’ nog ander werk van Gerbrandt heeft bewerkt, zullen we nooit met zekerheid kunnen zeggen, maar een zekere betrokkenheid is onmiskenbaar en gezien het voorgaande voor de hand liggend. Bovendien verkeerde Starter een tijdlang in de omgeving van Bredero, en werd hij als een van zijn vrienden aangeduid. Hij kende Gerbrandt en zijn werk dus persoonlijk en van zeer dichtbij, dus er zal van een wederzijdse beïnvloeding ongetwijfeld  sprake zijn geweest. Je kunt je niet aan de indruk onttrekken dat Gerbrandt en Jan elkaar ook aan de stamtafel hebben getroffen.

Ook een anonieme liedbundel als Bloemhof van de Nederlandtsche ieught (1e druk uit 1608), waarin de gedichten van een grote groep (onbekend gebleven) dichters zijn verzameld, bewijst een praktijk waarin de gedichten op de voorgrond dienden te staan en niet de identiteit van de makers van deze gedichten. Deze bundels fungeerden als het internet van de 17e eeuw, een publicatieplatform, een verzamelplaats voor creatieve uitingen. Het hoge selfie-gehalte van de auteur is van veel later tijd. Op het gebied van identificatie is dan ook nog een hele weg te gaan. Gerbrandt en Jan maakten zeker in hun begintijd beiden deel uit van deze uitgeverspraktijk; in allerlei bundels duiken gedichten van hen op, soms mét, soms zónder naamsaanduiding of zinspreuk ter herkenning.

Natuurlijk zijn er tussen beide auteurs ook opvallende verschillen:

Bredero was onmiskenbaar honkvast, je kreeg hem met geen stok buiten de stadsgrenzen van Amsterdam, zodat zijn handelsmerk in latere eeuwen vooral het imago ‘Amsterdammer’ was.

Starter daarentegen was met geen stok lang op één plek te houden, vandaar dat ik hem vooral als een avonturier kenschets, mogelijk door de structurele geldzorgen (vermoedelijk door nogal overmatig drankgebruik) die hem achtervolgden. Hij liet een spoor van onbetaalde rekeningen achter, waarbij hij zijn imago als losbol telkens wist op te poetsen.

Universiteit van Franeker, lange tijd naast Leiden de enige universiteit in de Nederlanden. Pikant feit rond deze blogserie: Suffridus Sixtinus was vlak voor J.J. Starter (n.l. vanaf 1 mei 1615) student in de rechten in Franeker.

En vooral calvinistische regenten als bijvoorbeeld Bogerman tot zijn vijand wist te maken en literatuurhistorici tot zijn sceptici.

J.H. Brouwer gebruikt in zijn inleiding op Starters Friesche Lust-hof 2 van 1966-1967, die hij samen met Marie Veldhuyzen samenstelt meer vraagtekens dan in enig ander artikel en verzucht aan het eind van deze inleiding”:

‘Een snelle opkomst, een korte periode van helle schittering, een diepe val. Londen, Amsterdam, Leeuwarden, Franeker, leurend door Nederland, op mars door Duitsland. Kind van emigranten, boekhandelaar-uitgever, gevierd dichter, regisseur, student, venter met eigen gelegenheidswerk, historieschrijver-fourageur. Als de snel-wisselende beelden van een boeiende film schieten de momenten uit dit avontuurlijk schrijversleven aan ons oog voorbij.’3

Er is vooral gezocht naar een verklaring van de onmiskenbare rusteloosheid, een voortdurende vlucht voor iets waar biografen geen vinger achter krijgen; mogelijk moeite met een geregeld leven, geldzorgen, mensen die hem op de hielen zaten, angst om zich te vestigen vanwege geloofsvervolging (hij wordt toch vaak bestempeld als Libertijn, verdraagzaam, zeker niet streng in de leer), veel vrienden die zich ook gedeisd moesten houden en veel te duchten hadden van strenge calvinistische leiders. Ook zijn openlijke partijkiezen eerst voor Willem Lodewijck van Nassau en later voor Maurits rond diens moordaanslag waren zeker geen garantie voor een rustig burgerbestaan in de roerige tijden na het twaalfjarig bestand.

Willem Lodewijk van Nassau, stadhouder van Friesland

Talentvol als het gaat om het dichten van bruiloftsdichten was hij zeker, alles wijst erop dat hij het geld dat hij hiermee verdiende meer dan nodig had, enerzijds hield het hem voor iets langere tijd op één plaats, anderzijds was elke financiële ondersteuning (waar hij toch niet over te klagen had in die tijd) vaak weer snel op door roekeloos gedrag en dus nooit genoeg om hem op die plaats vast te houden, het leek een bodemloze put. Was hij verslaafd aan alcohol of ander kostbaar vertier waardoor hij steeds de benen moest nemen om aan zijn schuldeisers te ontkomen? In schril contrast hiermee zijn zorgzame houding ten opzichte van zijn gehandicapte broer Frans, die een arm moest missen, maar toch net als Jan Janszoon in het leger kon functioneren, terwijl hij aan de andere kant zijn vrouw in Franeker liet zitten met de scherven van zijn losbandige leven.

Peter Ernst II van Mansveld

Vond hij bevrediging voor zijn zucht naar avontuur in het leger van Peter Ernst II van Mansveld, waar hij als verslaggever in de entourage van een bijeengeraapt huurlingenleger door heel Europa trok en eindigde in Bosnië? Begrippen als rusteloosheid, avonturier, romantisch, poëtisch, talentvol, vluchtig, initiatiefrijk, pechvogel, ondoordacht, bohemien blijven hem in zijn korte leven achtervolgen. Hij doet denken aan de vele jonggestorven ‘angry young man’, veelbelovend maar misschien niet helemaal geschikt voor het leven, zeker niet voor een geregeld burgerlijk leven.

EEN LEVEN IN EEN SCHEMA GEVAT ALS UITGANGSPUNT

Het wordt tijd de feiten die historici in de loop der tijd naar voren hebben gebracht in relatie tot Starters leven eens  schematisch de revue te laten passeren.

Te beginnen met hoe hij er uit zag.

Portret van Jan Jansz. Starter

door Jan van de Velde (II)

Portret van Jan Jansz. Starter door Arnoud van Halen (18e eeuw)
Gekleurd portret van Jan Jansz. Starter door Emrik en Binger

Het oudste portret van Jan Jansz. Starter (links) is gemaakt door Jan van de Velde (II) in 1620-1621. Van deze afbeelding zijn de andere twee portretten afgeleid.

Allereerst door Arnoud van Halen in het eerste kwart van de 18e eeuw (midden) en ten tweede een gedrukte versie in kleur door Emrik en Binger uit 1864 of eerder (rechts). De verwantschap tussen de drie portretten is duidelijk te zien.

Op deze portretten is Starter nog een jongeman. En gezien zijn sterfjaar, zou hij dat ook blijven.

Veel schrijvers van artikelen over hem kampen zoals gezegd met hetzelfde probleem, we weten over zijn leven maar zo weinig.

Een inventarisatie van feiten maar ook fictie uit op dit moment beschikbare informatie kan ons beeld over J.J. Starter mogelijk wat nuanceren, vandaar dat ik in een schema deze informatie overzichtelijk heb verzameld. Dit schema 4  is samengesteld op basis van de biografieën en artikelen die ik in een bijlage heb aangegeven.

Brouwers lijstje heeft me geïnspireerd tot een hele lijst steekwoorden waar al diegenen die in de loop der tijd iets over Starter’s biografische gegevens hebben opgeschreven en daarmee al dan niet aan het mistige beeld over Starter’s leven hebben bijgedragen in zijn opgenomen. Daarmee tracht ik de huidige stand van zaken in beeld te brengen.

We kunnen dan kijken waar de feiten die we wel kennen ons toe leiden als we die in een chronologische lijn plaatsen met in achtneming van relevante locaties:

1593-1607 LONDEN of AMSTERDAM Familienaam Oorspronkelijk Startut, in Holland enkele maal Startert (Oud-Holland XXII, 42)
Jaar geboorte Geen zekerheid welk jaar hij geboren is 1593? 1594?
Plaats geboorte Geboren in Londen of Amsterdam?
Afkomst Engelse afkomst staat vast
Ouders vermoedelijk John Startut, wever

Alice Robynson op St. Bride’s Londen

Ze trouwden 18 nov 1592

Religieuze afkomst ouders Welke geestelijke kring ouders behoorden is niet duidelijk:

Brownisten (secte van puriteinse calvinisten, die zich niet met de Anglicaanse Staatskerk konden verenigen) of

Uit zakelijke overwegingen naar Holland gekomen (mogelijk ca. 1592), hier liberaler geworden.

Uit kring dissenters: ouders wegens verdrukking naar Holland in 1607

1623 Broer Frans trouwt in Den Haag met vrouw uit Vianen.

Opleiding Wel goede opleiding genoten, bij wie, in welke school?
Religieuze opvatting Afkeer van godsdiensttwisten en schijnheiligheid, oprechte vroomheid (Buitendijk)
1607-mei 1614 AMSTERDAM Opgevoed in A’dam In Amsterdam (Holland) opgevoed
Plaats in literaire wereld Al jong zekere plaats in A’damse literaire wereld;

In 1612 was hij uitgever in A’dam.

Lid oude rederijkerskamer ‘In liefde bloeyende’ in Amsterdam, vanaf 1612 (niet zeker)

1612 Coster’s ‘Teeuwis de Boer’ zien opvoeren

Vriend van G.A. Bredero Lange tijd zeer goed vriend van Bredero, daarom gewoond in A’dam
Uitgever In jaren 1611-1613 in totaal 9 uitgaven bekend onder zijn naam of aan bijgedragen; beide boeken 1612 met W.J. Blaeu uitgegeven
Mei 1614-jan 1619 LEEUWARDEN Boekverkoper Vestigde zich 1614 in Leeuwarden als ‘Boeckverkoper bij de Brol in d’Engelsche Bijbel’.

In 1615 en 1616 bezocht hij Frankforter Boekenjaarmarkt.

Huwelijk Trouwt 14 aug 1614 met Nieske Hendricxdochter
Reden komst naar Leeuwarden Mogelijk bescherming stadhouder Willem Lodewijk van Nassau; later veel dankbaarheid;

31 mei 1620 †Willem Lodewijck; Starter schreef Lijk-klacht.

Portret (door M. Geilenkercken) van deze stadhouder naar schilderij vriend Petrus Fedder van Harlingen;

Leeuwarder muziekleven? In Leeuwarden minder concurrentie?

Hij speelde leidende rol en literaire aanleg tot ontwikkeling gekomen;

Uitgever

 

1615 uitgave Franeker hoogleraren Drusius en Bouricius;

1616 2e druk Boudewijn Wellens ‘Vermaeck der Jeugd’

1617 met Lamrinck te Franeker ‘Vertooninge der Friesche Koningen’

1618 ‘Wellekomst-gezangh’ voor stadhouder

1620 geïllustreerde ‘Frisia’ van Hamconcius

In welk milieu actief In Friesland een milieu van adel en gezeten burgerij, vatbaar voor Engels-georiënteerde literaire cultuur van lied, zang en spel;
Financiële problemen In 1616 al dik in moeilijkheden, kon zijn schulden niet betalen, verliest processen;
Brooddichter Eerste bruiloftsgedicht, geschreven op een huwelijk 3 juli 1616;

Starter de erkende ‘bruilofthymen

Mentaliteit/karakter Toont zich een onbeheerst en wraakzuchtig iemand, geprikkeldheid
Oprichter rederijkerskamer 1617 rederijkerskamer ‘Och mocht het rijsen’ opgericht, minimaal 80 leden.

Daar worden enkele toneelstukken van hem gespeeld (1618 Timbre de Cordone (met klucht Advocaet ende een Boer en Daraide).

Bemoeienis kerkelijke overheid Na 9 jan 1619 moet hij na verzet kerkelijke zijde werkzaamheden staken van Gedeputeerde Staten ‘Jan Starter cum socijs’ het gebruik van ‘sLands-Tuchthuijs’ (Kloosterkerk?) ontzeggen. Mogelijk invloed dominee Bogerman.
Jan 1619 – eind 1620/begin 1621 FRANEKER Student 22 juni 1620 als juridisch student in Franeker ingeschreven.
Aanleiding keuze Franeker Verandering niet helemaal duidelijk: grond te heet onder voeten? Connecties in Franeker? Een goede vriend Hector Boricius?

Onmiddellijk na dood Willem Lodewijk gaat Starter naar Franeker

Opvoering werk 25 feb 1621 Amsterdam opvoering Daraide;

1621 eerste druk uitgave Friesche Lusthof

Steeds meer brooddichter en ‘presenteren’ gelegenheidsverzen (o.a. op Willem Lodewijk)

Veel buiten woonplaats vertoeft.

Eind 1620/begin 1621 ws. Franeker voorgoed verlaten.

Afwezigheid bij gerecht Franeker van ‘verkoopen achtergebleven boedel’.

Rekeningen bier en brandewijn zeer hoog

Eind 1620/begin 1621 – midden 1622 – AMSTERDAM Aanwijzing verblijf en mogelijke reden keuze Amsterdam In Franeker kon drukker geen muzieknoten en gegraveerde platen drukken, daarom naar Amsterdam.

1619 Starter naar A’dam om spullen kamer, kleren, spelen e.d. aan Samuel Coster te verkopen;

Coster heeft inderdaad gekocht voor 900 gulden, maar uiteindelijk slechts 400 gulden gekregen (Oud-Holland XXII, 42)

Plan uitgave verzamelde gedichten met prenten Jan van de Velde, muziek Jacques Vredeman;

Zomer 1621 uitgave Friesche Lusthof bij Voscuyl in A’dam

1621 bundel Lusthoofken (niet door dichter erkend ‘snooden voddery’) verschenen hoewel verzamelaar beloofd had van voornemen af te zien. Lusthoofken bevat enkele verzen, die niet in de Lusthof voorkomen, mist veel meer daaruit.

Verblijfplaats Starter logeerde op de Nieuwendijk in St. Jacobsschelp.
Financiële ondersteuning 25 aug 1622 Twintig A’damse kooplui geven Starter contract van 12 Carolusguldens wekelijks als vast honorarium ‘om den persoon van Jan Jansen Starter alhyer te houden’ en zij dan ‘acces’ krijgen tot alles wat hij schrijft of geschreven heeft.
1622 – 30 nov 1626 ZWERVEN DOR EUROPA Historieschrijver en Courantier in leger Mansfelt Met zijn broer Frans mee in het leger van de graaf van Mansfelt, die door Duitsland, Moravië en Hongarije naar Bosnië trekt;

Apr 1625 noemt hij zich ‘Jean Starter Historie-schrijver van Zijne Princelijcke Excellentie de Grave van Mansvelt’. In acten heet hij ‘Commissary of the Strangers in the said Counts Company’

1 jan 1626 op diens huis: kasteel Lauwenburch aan de Elbe nabij Hamburg toen bezig aan groot werk ‘De XII boecken Mansveldiados’ (heldendaden veldheer).

Courantier voor levering oorlogsnieuws aan Broer Jansz.

  Dood Mansfelt Mansfelt 30 nov 1626 dood.
  Dood Starter Starter reeds in september 1626 overleden, toen ze over grens naar Bosnië trokken (oude Londense archieven).
  Werk 1615 in Apollo of Ghesangh der Musen door G.A. Bredero verzameld, gedicht Starter Klachte van Cupido’

1618 Bijdrage in bundel Nieuwjaaarsliederen, uitgave Academie, getekend met spreuk ‘Leer Volmaeckt Natuer’, later werd spreuk ‘Gonst baert Nijd’

Gelegenheidswerk:

Huwelijk voorname Leeuwarder families: o.a. gedicht huwelijk Lucia van Eisinga met de Deen Erich Brahe is besteld werk.

a.       Vrolijke liederen en gedichten:

1616 2e druk Boudewijn Jansen Wellens ‘Verscheyden Vrolijcke Lieden….

b.       Klaagzangen:

Feb 1621 Darayde in Coster’s Academie

1621 Friesche Lusthof, geprezen door Rodenburg, Scriverius en 23 anderen

gelegenheidsverzen, niet zijn grote kracht

c.       Bruiloftszangen,) wel grote kracht, in genre bovenaan in 17e eeuw.

d.       Minneliederen,   )

o.a. Menniste Vryagie

Van Bomlaliere

        Nieuw Lied tot lof van Friesland

e.       Ernstige liederen – enkele naar Engels nagevolgd

Moderne druk Van Vloten (10e)

Luchtige geest aangevallen, waardoor roem verduisterde in: Klaghte van Jan Jansz. Starter gedaen als uyt het Graf over zyn dertel en ontuchtig Lied-Boeck, aangevallen door Christoffel van Langerack, predikant te Harmelen. Dit gedicht ten onrechte aan Camphuyzen toegeschreven en in diens bundel opgenomen.

Oordeel later ook in Loosjes Maurits Lijnslager

Ook tegendicht van Menniste Vryagie

Lofdicht op ’t ontzet Bergen-op-Zoom:

* Op Frederik Hendrik

* Op A’damse schutters

* Op Prins Willem

1624 Steek-boekjen

WERK VAN JAN JANSZ. STARTER

Voor een actueel overzicht van alle informatie over Starter is de website van DBNL dé aangewezen plek. Door op het logo te klikken, betreedt u het walhalla van de literatuurhistorie.

Om een indruk te krijgen van het werk van Jan Jansz. Starter volgen hier afbeeldingen van het titelblad van een aantal van zijn werken.

1612 Het derde deel van de tragische of claechlijck historiën

1618 Daraïde

1618 Timbre de Cardone

1621 Friesche lusthof

1624 Steeck-boecxken, ofte ’t vermaek der jeugdelijker herten

1627 Nieu liedt-boeck ghenaemt Der minnaers harten jacht ofte de Groote Aemstelredamsche rommelzoo

WERK VAN STARTER KRITISCH TEGEN HET LICHT GEHOUDEN

Zoals ik eerder in de andere blogs al heb gedaan, namelijk een werk waarover in de literatuurhistorie twijfel bestaat of het wel door de betreffende auteur is gemaakt aan een objectieve toetsing onderwerpen, zo zal ik dat nu ook doen met werk rond J.J. Starter. Voor de hand ligt om hier het voltooide deel van Bredero’s Angeniet (1623) in een onderzoek te confronteren met werk waarvan er geen enkele twijfel bestaat dat het door Starter is geschreven, waarbij de andere delen vergeleken worden met het overige werk van Bredero.

Even een opmerking vooraf.

In eerder werk van mijn hand 5 heb ik aannemelijk proberen te maken dat het 4e deel (vanaf vers 1905 – eind) van het vaak aan Bredero toegeschreven toneelstuk Angeniet uit 1623 niet door Gerbrandt is geschreven. Helaas kon ik toen niet verder gaan dan de constatering dat dit deel niet van Bredero was, met als idee dat het waarschijnlijk door Starter was afgemaakt. Dit laatste feit kon ik echter toen niet hard maken. Nu met een betere methodiek, betere software en vooral ook een bredere aanpak beschreven en verantwoord in de publicatie 6 elders op deze website, wil ik in ieder geval mijn onvrede wegnemen over deze omissie.

Deze objectieve methode heb ik inmiddels vaak gebruikt om werk en auteur succesvol te verbinden en deze blogserie is daarvan een levend bewijs.

Met nieuwe samples (nu bestaande uit de gehele tekst en niet alleen uit de rijmwoorden) heb ik het totale werk Angeniet van 2555 versregels verdeeld in 4 vergelijkbare samples van elk ongeveer 635 versregels, te weten de samples 1623BR-ANG sample1, 1623BR-ANG sample2, 1623BR-ANG  sample3 en 1623BR-ANG sample4. De keuze voor deze samplegrootte is niet toevallig. De hypothese is dat het gedeelte van vers 1905 tot het eind is geschreven door een andere auteur dan Bredero (namelijk J.J. Starter) en het gedeelte vóór 1905 door Bredero is berijmd.

Hoewel de schema’s van de onderzochte werken en de conclusies misschien wat veel ruimte innemen, heb ik gemeend ze niet naar de noten of bijlagen te verplaatsen, om duidelijker te laten zien hoe uitgebreid en genuanceerd de toetsing heeft plaatsgevonden.

Als men behoefte heeft aan de onderbouwing van de gebruikte methode van onderzoek en de gebruikte software verwijs ik naar de publicatie van mijn hand op deze website BREDERO IN BEELD, onder de knop PUBLICATIES.

Als secundaire teksten treffen we hier de genoemde vier fragmenten uit 1623ANG en het totaal aan. Bij de primaire teksten de twee Starter-werken.

De conclusie luidt dan ook: Het vierde deel van 1623BETW-ANG wordt correct geïdentificeerd als passend bij het werk van J.J. Starter, de eerste drie delen van dit werk zijn van de hand van G.A. Bredero.

J.J. STARTER KAMPIOEN VAN DE BRUILOFTSGEDICHTEN EN -LIEDEREN.

Het is niet gewaagd om Bredero een meer dan doorsnee fascinatie toe te schrijven voor bruiloften. Maar na de dood van Bredero is het vooral Starter die zijn naam vestigt als dichter van bruiloftsgedichten en – liederen. Een vergelijking tussen beide auteurs en hun werk met betrekking tot dit specifieke genre is hier op zijn plaats.

Te beginnen met BREDERO.

Zeker in het Groot Lied-boek treffen we een aanzienlijke verzameling gelegenheidsgedichten aan speciaal gemaakt voor bruiloften, in totaal gaat het om 9 bruiloftspartijen in de periode van 1612 tot en met 1618.

Om welke bruiloften gaat het dan in het werk van Bredero. In BIJLAGE 2 7 is een overzicht van deze bruiloften opgenomen en de gedichten of liederen die Bredero voor de betreffende bruiloft had geschreven.

De gedetailleerde, historische gegevens uit dit schema zijn vooral terug te vinden in een artikel van I.H. van Eeghen onder de titel  De bruiloftszangen van Bredero’. 8 Bij elke bruiloft was er sprake van een langer gedicht (gemiddeld 136 versregels) en een lied (gemiddeld 48 versregels). Het is niet helemaal duidelijk wat de functie van beide onderdelen op de huwelijksdag eigenlijk was. Het lijkt erop dat het gedicht vooral door de dichter werd voorgedragen of iemand die het gedicht bij de dichter had ‘besteld’, terwijl het lied mogelijk door de verzamelde bruiloftsgasten werd gezongen, maar over deze praktijk zijn geen echte gegevens bekend. Veel van de betrokken bruidsparen kwamen uit de omgeving waar Bredero woonde en mogelijk kende hij ook een aantal van deze bruidsparen. Er is ook wel aangegeven dat deze gedichten/liederen op bestelling tot stand kwamen. Daarbij dienen we te bedenken dat Bredero voor zijn overige werk, zoals de toneelstukken eigenlijk geen betaling kreeg en zijn inkomsten dus op een andere manier moest vergaren, mogelijk door het aannemen van een opdracht om zo’n huwelijksvers te schrijven. Helaas zijn hier geen concrete gegevens over bekend.

Even een theoretische onderbouwing.

Het genre van de bruiloftszang of Epithalamium is een zeer oude dichtvorm. Al bekend vanuit de Oudheid, in Middeleeuwen in verval geraakt, is het bruiloftsgedicht weer opgebloeid in de Renaissance als een genre met vaste onderdelen en tenslotte in de 18e eeuw getransformeerd tot een zeer persoonlijk gedicht. In het artikel ‘Bruiloftsgedichten van Poot’ somt Jacques Moerman 9 [2] een aantal eisen op, ontleend aan de Poetica (1561) van J.C. Scaliger 10, waaraan een bruiloftsgedicht moest voldoen.

  1. de beschrijving van de lusten van bruid en bruidegom;
  2. de vrees van de bruid voor de komende “strijd”, die door de bruidegom gewonnen zal worden; de aansporing de liefde te gaan bedrijven;
  3. de wens voor een spoedig nageslacht;
  4. ten slotte maar een zegenbede of een lofbetuiging aan God, dus een welterusten voor de gasten, maar niet voor het bruidspaar;
  5. de lof voor bruid en bruidegom (hun standvastigheid in de vrijerij, haar schoonheid, hun voorname afkomst);
  6. woordspelingen op hun namen;
  7. het gebruik van chronogrammen;
  8. de huwelijksplaats;
  9. de plaats van herkomst van bruid en bruidegom (meestal poëtisch aangegeven met namen als ’t Y, de Maas, de Merwe).
  10. Veel voorkomende verwijzingen zijn die naar de god van het huwelijk Hymen, naar de goden van de liefde Venus en Cupido en – voor de inspiratie bij het dichten – naar de muzen.

In de Engelstalige Wikipedia treffen we de historische achtergronden aan van dit genre in de oudheid.

It was originally among the Greeks a song in praise of bride and bridegroom, sung by a number of boys and girls at the door of the nuptial chamber. According to the scholiast on Theocritus, one form was employed at night, and another, to rouse the bride and bridegroom on the following morning. In either case, as was natural, the main burden of the song consisted of invocations of blessing and predictions of happiness, interrupted from time to time by the ancient chorus of Hymen o Hymenaee. Among the Romans a similar custom was in vogue, but the song was sung by girls only, after the marriage guests had gone, and it contained much more of what modern attitudes would identify as obscene.’ 11

De Nederlandstalige Wikipedia geeft aan:

‘De Griekse Hymen is de Griekse god van het huwelijk. De ook wel hymen genoemde hymenaeus is een gezang, waarbij Hymen werd aangeroepen. Dit gezang was verbonden aan de huwelijksceremonie: het was het lied wat de begeleiders van de bruid haar toezongen bij haar tocht naar het huis van de bruidegom. Van oudsher ging het om een koor begeleid door fluiten en kithara met dans. De gezangen bevatten heilwensen en lofzangen op de gehuwden. Er zijn voorbeelden bekend uit de 6e eeuw v.Chr. De hymnen was vooral populair in de hellenistische tijd. Daarna verloor het zijn karakteristieken (refrein en koorzang)’. 12

In de tijd van Bredero wordt het decor van de bruiloftsgedicht en bruiloftslied nog nadrukkelijk bevolkt door goden uit de Griekse mythologie.

Hoe zit het dan met STARTER?

De bijdragen die Starter maakte om bruiloften op te vrolijken voornamelijk in Friesland en één in Amsterdam zijn verzameld in een overzicht BIJLAGE 3 13, te vinden in de bijlagen.

Deze gedichten en liederen zijn allemaal opgenomen in J.J. Starter ‘Friesche lusthof’ 14 (1621).

BRUILOFTSGEDICHTEN ONDER EEN VERGROOTGLAS

In het kader van de auteursidentificatie is het interessant om alle bruiloftsgedichten en -liederen die op naam staan van Bredero en Starter aan een test te onderwerpen of deze gedichten ook daadwerkelijk aan respectievelijk Bredero en Starter zijn toe te wijzen. In deze gedichten kom je het dichtst bij echte historische feiten (namelijk de genoemde bruiloften die bewezen hebben plaatsgevonden) uit de tijd van deze twee poëten en de bewijskracht van de gevolgde methode van auteursidentificatie.

De aanpak is als volgt:

toets 1: eerst alle bruiloftsgedichten van Bredero toetsen aan het overige werk van deze dichter;

toets 2: vervolgens alle bruiloftsgedichten van Starter toetsen aan het overige werk van hem;

toets 3: en tenslotte alle bruiloftsgedichten van beide dichters toetsen eerst aan Bredero’s werk

toets 4: en vervolgens aan Starter’s oeuvre.

De resultaten zijn overduidelijk:

  1. Bredero’s bruiloftsgedichten vallen correct binnen zijn werk. Het volgende schema laat dit zien.

2. Starter’s bruiloftsgedichten vallen correct binnen zijn werk. In onderstaand schema het objectieve bewijs.

3. Zowel Bredero’s bruiloftsgedichten als Starter’s bruiloftsgedichten worden nadrukkelijk en eensluidend onderscheiden binnen Bredero’s werk en ook binnen Starters werk. Beide schema die nu volgen illustreren deze conclusie, eerst na vergelijking met Bredero’s overige werk, daarna na een vergelijking met Starter’s overige werk.

De gebruikte methode kan zo een waardevolle bijdrage leveren bij het wegnemen van mogelijke twijfel of 17e-eeuwse auteurs ook echt de maker zijn van gedichten die zonder auteursnaam in bundels met bijdragen van diverse dichters zijn opgenomen.